Orgel

Historie van het Strumphler/Reil/Van Vulpen-orgel

Op 31 maart 2007 nam de Gereformeerde kerk (Vrijgemaakt) te Harlingen een nieuw orgel in gebruik, nadat vanaf december 2006 de kerkdiensten weer in het na brand herstelde en opnieuw ingerichte kerkgebouw plaatsvonden. Een goede reden om stil te staan bij dit orgel, de nieuwste aanwinst in het Friese orgellandschap.

 

Opzet van het historisch overzicht

De bouwgeschiedenis van het orgel kent veel momenten. Veel verschillende kerken en plaatsen spelen een rol in het verhaal. Het gevaar dreigt, dat die complicaties de helderheid van het verhaal afbreuk doen.
Gekozen is daarom voor een splitsing in twee verhalen. Eerst de geschiedenis van het orgel zoals het nu aangeboden is. Een verhaal vanaf 1953 tot heden. Daarna de historische achtergrond van het oudste deel van het orgel, het hoofdwerk-front.

Strumphler orgel frontale foto

 

1953 tot heden, Reil + Van Vulpen.

Het nu geplaatste orgel werd in eerste instantie in 1953 gebouwd door J. Reil te Heerde voor de Christelijke Gereformeerde Barnabaskerk te Apeldoorn. Het was een orgel met Hoofdwerk, Rugwerk en vrij pedaal. Dispositie:

Hoofdwerk Rugwerk Pedaal
Prestant 8′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Spitsfluit 4′
Quint 2 2/3′
Octaaf 2′
Mixtuur 3-4 sterk
Trompet 8′
Roerfluit 8′
Prestant 4′
Fluit 4′
Blokfluit 2′
Sexquialter 2 sterk
Dulciaan 8′
Subbas 16′
Prestant 8′
Fagot 16′

 

Een bijzonder element van dit orgel was de hoofdwerkkas, deze dateerde uit 1794 en was het werk van de Amsterdamse orgelmaker Johannes Stephanus Strumphler. Deze orgelkas was in 1949 door J. Reil ingenomen uit de Gereformeerde Noorderkerk te Drachten, waar toen een groot (vrijwel) nieuw orgel werd gebouwd. Over de historische achtergrond van deze orgelkas gaat hieronder het tweede verhaal. De kas van het Rugwerk werd in 1953 wat ontwerp betreft aangepast aan de oude hoofdwerkkas.

Strumphler orgel

Er is regelmatig aan het Reil-orgel verbouwd en veranderd. Steeds gebeurde dit door de orgelmakers Reil. Achtereenvolgens:
1963     pedaaltorens toegevoegd aan het front, met velden om de pedaaltorens met de hoofdwerkkas te verbinden, nieuwe windladen voor het pedaal, uitbreiding pedaaldispositie met twee stemmen (Gedekt 8’en Koraalbas 4′) nieuwe frontpijpen aangebracht (frontpijpen van 1953 waren van zink).
1982     onderkassen pedaaltorens gewijzigd, nieuwe speelmechanieken, registermechanieken gewijzigd, Trompet 8′ vernieuwd, Dulciaan 8′ opnieuw ge’ntoneerd.

In deze vorm is het orgel door de orgelmakers Gebr. Van Vulpen ingekocht, toen de Chr. Geref. Barnabaskerk te Apeldoorn een Van Vulpenorgel uit de Pauluskerk te Den Haag aankocht, dat daar door sluiting van de kerk te koop was aangeboden.

De orgelmakers Van Vulpen hebben toen besloten het orgel te herbouwen in een meer compacte vorm, en de klank geheel opnieuw op te zetten.
Dit betekende:

  • verwijdering van de pedaaltorens en verbindende velden van 1963
  • ter wille van betere verhoudingen tussen Hoofdwerk en Rugwerk een verbreding van het oude Hoofdwerkfront met gedeelde velden aan de buitenzijden, waardoor de kas ook meer breedte kreeg
  • het maken van een nieuwe windlade voor Hoofdwerk en Pedaal gecombineerd,waarbij het Pedaal twee registers kreeg als transmissies uit het Hoofdwerk (Bourdon 16’en Prestant 8′) en ”n zelfstandige stem (Fagot 16′).
  • restauratie van de windlade van het Rugwerk
  • aanpassing van de maatvoering en uitvoering van de claviatuur
  • nieuwe mechanieken voor Hoofdwerk en Pedaal,
  • nieuwe windvoorziening, bestaande uit windmachine en 1 spaanbalg,
  • nieuwe windkanalen,
  • nieuwe frontpijpen volgens plaatsingsschema van Strumphler,
  • nieuwe pijpen voor de prestantregister-families op Hoofdwerk en Rugwerk.
  • Vanzelfsprekend ook een geheel nieuwe intonatie voor het totale orgel, afgestemd op de ruimte van de nieuwe bestemming.

 

Het tweede verhaal: de herkomst van de orgelkas van Strumphler.

De Gereformeerde Noorderkerk te Drachten kocht in 1884 een tweedehands oud orgel. Verkoper was de R.K. Sint-Nicolaasparochie te Purmerend. Het orgel was in 1794 gebouwd door Johannes Stephanus Strumphler uit Amsterdam, een orgelmaker die in Westfalen geboren was. Hij was een zeer actieve orgelmaker. Naast kerkorgels bouwde hij ook veel huisorgels, de zogenaamde ‘kabinetorgels’
Zijn grootste en meest bekende werk was het orgel dat hij in 1796 opleverde in de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk te Amsterdam, dat grote bekendheid kreeg door het organistschap van Jan Zwart.

Het Purmerender Strumphler-orgel stond in 1794 opgesteld in de 18e eeuwse Rooms-katholieke Schuilkerk. Het werd in 1836 en in 1849 met enkele registers uitgebreid. In 1858 verhuisde het naar de nieuwgebouwde, neogotische Rooms-katholieke kerk van Purmerend. Toen deze kerk in 1884 een nieuw orgel van Ypma aanschafte, werd het orgel van Strumphler verkocht naar de Gereformeerde Noorderkerk van Drachten. Het bezat toen 10 stemmen op het Hoofdwerk en 4 stemmen op het Bovenmanuaal, het pedaal was aangehangen. Omstreeks 1910 vond nog een herstelling plaats door M. Eertman. Daarna blijft alles bij het oude, tot 1949 aan toe.

In 1949 bouwt J. Reil uit Heerde een drieklaviers orgel in de Gereformeerde Noorderkerk te Drachten. Het nieuwe orgel krijgt een nieuw front, maar de windladen en het pijpwerk van Strumphler worden in het nieuwe orgel verwerkt. De oude orgelkas blijft dus over en verhuist naar de werkplaats van Reil, om vier jaar later in Apeldoorn weer gebruikt te worden.

 

Nog een staartje van het verhaal

In 1978 kreeg de Noorderkerk van Drachten alweer een nieuw orgel. In een aangekochte orgelkas van L. van Dam & Zonen uit 1845 (aangekocht uit de Lutherse kerk van Harlingen) bouwde de firma Pels & Van Leeuwen een nieuw orgel, waarin alle Strumphler-pijpen uit het vorige instrument weer werden opgenomen. De oude windladen bleven echter ongebruikt. Toen de Noorderkerk gesloten werd, verhuisde het orgel van 1978 zonder wijzigingen naar de nieuwe Gereformeerde kerk ‘De Oase’, waar het nu nog steeds staat.
De oude windlade van het bovenklavier ging verloren, de Strumphler-windlade van het Hoofdwerk werd gebruikt voor de reconstructie van het oudste Strumphler-orgel in ons land, het orgel van de Lutherse Kerk te Weesp. (1769)

 

Resumerend:

Van het uit 1794 daterende Strumphler-orgel uit de Rooms-katholieke schuilkerk van Purmerend bleven dus op drie verschillende locaties onderdelen bewaard:

  1. De frontzijde en enkele delen van de zijwanden in de Gereformeerde Kerk (Vrijgemaakt) te Harlingen, waar ook nog twaalf eiken pijpen (C-H Holpijp 8′ HW) aanwezig zijn,
  2. De windlade in de Evangelisch-Lutherse kerk te Weesp,
  3. Het merendeel van het binnenpijpwerk in het kerkgebouw De Oase te Drachten.

 

Dispositie

Hoofdwerk Rugwerk Pedaal
Bourdon 16′
Prestant 8′
Holpijp 8′
Octaaf 4′
Spitsfluit 4′
Quint 3′
Octaaf 2′
Cornet disc. 4 sterk
Mixtuur 4-5 sterk
Trompet 8′
Roerfluit 8′
Prestant 4′
Fluit 4′
Fluit 2′
Sexquialter 2 sterk
Dulciaan 8′
Bourdon 16′ (tr.m.)
Prestant 8′ (tr.m.)
Fagot 16′

Manualen C-f’, pedaal C-d’
Manuaalkoppel, 2 pedaalkoppels, tremulant, calcant (=schakelaar motor en licht)
Toonhoogte 440 Hz. op a’, temperatuur volgens Young. Winddruk 69 mm.

Pijpwerk uit 1794: Pijpwerk uit 1953:
C-H Holpijp 8’HW Holpijp 8’HW vanaf c
Roerfluit 8′, Fluit 4′, Fluit 2’en Dulciaan 8’RW
Pijpwerk 1982: Pijpwerk Van Vulpen ca. 1965:
Trompet 8’HW Spitsfluit 4’HW vanaf c.

Overig pijpwerk is nieuw.
De Prestant 8′ HW is dubbel vanaf klein a. C en Cis zijn open metalen binnenpijpen,
vanaf D staat het register in het front.

Geschreven door Jan Jongepier
31 maart 2007